Laatst aangepast op 12 januari 2021 door

Spaaruren

Meer informatie:
CAO SW – Hoofdstuk 6.10

Termen
  1. spaaruur: een uur verlof als bedoeld in de Cao Sw;
  2. spaarverlof: de periode waarin de spaaruren worden opgenomen;
  3. spaarsaldo: het totaal aantal spaaruren dat gespaard is ten behoeve van het opnemen van spaarverlof;
  4. wettelijke vakantie-uren: uren die behoren tot het wettelijk minimum aantal vakantie-uren;
  5. bovenwettelijke vakantie-uren: uren die aan het spaarsaldo kunnen worden toegevoegd en niet behoren tot het wettelijk minimum aantal vakantie-uren.

Opbouw spaaruren
Een werknemer kan op eigen verzoek, maximaal 1/10 deel van zijn formele arbeidsduur per jaar, opbouwen aan spaaruren. Spaaruren kunnen niet worden gespaard uit het wettelijk minimum aantal vakantie-uren. Een verzoek van een werknemer tot het starten van een spaarsaldo, kan niet door de werkgever worden geweigerd. Het spaarsaldo kan, bij een fulltime dienstverband (36 uur), maximaal 1670 uren bedragen. Bij een deeltijd dienstverband is dit naar rato. Na opname van uren kan het spaarverlof opnieuw worden aangevuld tot 1670 uur.

In afwijking van het maximum, kan bij aanvang van het sparen voor spaarverlof, éénmalig een restant aan verlofuren worden gestort. In het betreffende jaar van inbreng mogen geen wettelijke vakantie-uren in het spaarsaldo worden gestort. Deze uren worden aangemerkt als bovenwettelijke uren.

Opnemen spaaruren
Gedurende de periode van opname van het spaarverlof, wordt het uurloon uitbetaald op het niveau van het op dat moment geldende loon. Tussentijdse wijzigingen worden hierin meegenomen. Als een werknemer verlof uit zijn spaarsaldo wil opnemen, moet hij/zij dit uiterlijk 3 maanden voor het ingaan van zijn/haar spaarverlofperiode aanvragen. De periode van het spaarverlof wordt in overleg met de werkgever vastgesteld. De werkgever kan het spaarverlof alleen weigeren wanneer er sprake is van bedrijfseconomische redenen.

Bij opname van verlof uit het spaarsaldo wordt minimaal 1/10 deel van de formele arbeidsduur per jaar opgenomen. De werknemer neemt eerst de uren uit het spaarsaldo op, die voortkomen uit uren die gespaard zijn als compensatie-uren, overwerk, onregelmatige dienst en ploegendiensttoeslag.

Spaaruren en uitdiensttreding
Wanneer een medewerker uit dienst treed vanwege bijvoorbeeld (vervroegde) pensionering, dient de werknemer het restant van het spaarsaldo tijdig voor de uitdiensttreding op te nemen. Resterend spaarsaldo dat niet tijdig is opgenomen voorafgaand aan het einde van de arbeidsovereenkomst, wordt alléén uitbetaald als dit te wijten is aan de werkgever. In dat geval vindt uitbetaling plaats op basis van het huidige uurloon.

Spaaruren en ziekte
Bij ziekte tijdens de spaarverlofperiode, vindt opschorting van het verlof plaats en kan het op een ander moment worden opgenomen. Bij ziekte tijdens de spaarverlofperiode, voorafgaand aan het einde van de arbeidsovereenkomst, vindt alleen opschorting plaats voor spaaruren die niet voortkomen uit bovenwettelijke uren. De werkgever is verplicht om in een duidelijke administratie aan te geven wat de bron van de spaaruren is. Bij ziekte voorafgaand aan het einde van de arbeidsovereenkomst wanneer de spaarverlofperiode nog niet is ingegaan, wordt het spaarverlof uitbetaald op basis van het huidige uurloon. Bij overlijden van de werknemer wordt het restant in het spaarsaldo aan de nabestaanden uitbetaald.